<<

Enkelvoudig zelfbouw helix band doorlaat filter met draad uit-koppeling, voor betere onderdrukking van FM omroep en TV band 1. pa0nhc, V20050512 / 20110308

    Eigenschappen.
Één poort is, zoals bij het bandfilter met luskoppeling, via een aftakking aan de resonator gekoppeld (“in-koppeling”). De andere poort is niet via een lus, maar met behulp van een parallel aan de resonatorspoel lopende geïsoleerde draad gekoppeld (“uit-koppeling”). De koppeling tussen draad en spoel lijkt hier niet inductief, maar hoofdzakelijk capacitief te geschieden. Samen met de aan massa verbonden zelfinductie van deze uit-koppel draad vormt de “koppel-C” een hoog doorlaat filter, met als resultaat extra verzwakking van de lage frequenties (fig. 17). Als de onderdrukking van signalen met frequenties lager dan 130 MHz het belangrijkste doel is, werkt dit enkelvoudige bandfilter met draadkoppeling effectiever dan het enkelvoudige bandfilter met luskoppeling. Als de onderdrukking van signalen boven 150 MHz het belangrijkste doel is, voldoet het filter met luskoppeling beter.


    Constructie.

De spoel wordt (zoals gebruikelijk) direct tegen de pen van de in-koppel BNC gesoldeerd, op zodanige wijze dat de aftakking op de spoel 18 mm lang is. Deze lengte is kritisch. Om de uit-koppel draad de noodzakelijke lengte van 75mm te geven, worden de in- en de uit-koppel BNC’s onder een hoek van 1500 gemonteerd. De uit-koppel draad is met dezelfde straal rondgebogen dan de spoel, en aan het andere einde scherp en HAAKS omgebogen naar de pen van de uit-koppel BNC. Dit omgebogen deel mag namelijk niet met het veld van de spoel koppelen!

Let op! In fig.18 is de uit-koppel draad voor de duidelijkheid niet onder, maar naast de spoel getekend. De koppeldraad moet echter exact parallel met de ONDERzijde van de afstemspoel naar de uit-koppel BNC lopen.  Één uiteinde is tegen de massazijde van de in-koppel BNC gesoldeerd. Het andere, loodrecht omgebogen uiteinde is met de pen van de uit-koppel BNC verbonden.

    Afregelen.
Algemeen: Is de selectiviteit onvoldoende, dan is de in-koppeling te sterk, en moet de lengte van de aftakking op de afstemspoel kleiner gemaakt worden. Is de selectiviteit goed, maar de reflectie demping of de tussenvoeg demping niet, dan is de in-koppeling via de aftakking te zwak, en moet de aftakking iets langer worden  gemaakt.

De spoel eerst afstemmen op ongeveer 145 MHz, door het spoeleinde in te korten. Twee millimeter korter komt overeen met ca. 1 MHz hoger. (Fijn afstemmen gebeurt later). Rond daarna het scherpe spoel einde af met behulp van een klein bolletje soldeer.

Hierna de uit-koppeling instellen, door de afstand tussen de koppeldraad en de ONDERzijde van de spoel iets te veranderen. Pas deze afstand voorzichtig aan, totdat op beide poorten tegelijk, op dezelfde frequentie, de best mogelijke aanpassing bereikt is. Op deze (nog niet exact correcte) resonantie frequentie moet de reflectie demping uiteindelijk minstens 20 dB bedragen (of SWR <= 1:1,1). Nauwkeurig op 145 MHz afstemmen gebeurt pas later.

Is op deze wijze, op dezelfde frequentie en op beide poorten tegelijk, de aanpassing niet goed te krijgen, dan is de in-koppeling niet optimaal. De aftakking op de spoel moet dan iets langer of iets korter dan 18 mm gemaakt worden, door de spoel iets ten opzichte van de BNC te verdraaien.

Meet daarna de selectiviteit op 120 MHz en 170 MHz (daar gaat het tenslotte allemaal om, zie fig. 17). Meet ook op de resonantiefrequentie de tussenvoeg demping.

Nadat de aanpassing, selectiviteit en tussenvoegdemping in orde bevonden zijn, kan een steun tussen spoel en afscherming aangebracht worden op ongeveer 1 winding onder de spoeltop.

Als laatste het filter op 145 +/- 0,1 MHz fijn afstemmen, door het uiteinde van de spoel iets te verbuigen (naar binnen -> hogere frequentie, naar buiten -> lagere frequentie). Na elke correctie de resonantie frequentie meten met het deksel stevig op het blik.

Schrijf de gemeten waarden op een etiket op het filter.