Cavity test opstelling.

pa0nhc: Het handigste kan gemeten worden met een spectrum analyser en eventueel met een sweep generator. Omdat niet iedereen deze zeer dure apparatuur tot zijn beschikking heeft, kan de volgende testopstelling gebruikt worden. De 6dB verzwakker kan goedkoop en eenvoudig uit een rol RG58 coax worden samengesteld. De milliwattmeter moet zeer kleine vermogens meten kunnen (-100dB tov. 2,5W). Gebruik goede kabels en pluggen, onder -80dB treden door overspraak makkelijk meetfouten op.
 
<<


Fig. 8

Omdat hier met een breedbandige outputmeter gemeten wordt, en niet bepaald kan worden op welke frequentie het aangewezen vermogen wordt gemeten, moet de Tx een schoon output spectrum hebben met weinig tweede harmonische.

Als de complete TX-sectie van de duplexer getest wordt, kan de notchdiepte onder het niveau van de tweede harmonische van Tx liggen. Men meet dan de tweede harmonische output van Tx, en niet de notchdiepte. Tussen TX en de 6dB verzwakker is dan een extra bandpass filter noodzakelijk. De derde harmonische wordt door de als 3/4 lambda resonator werkende cavities weg genotched.

Met deze testopstelling kan voor modes 2, 3 en 4 de koppellus ingesteld worden, om de juiste frequentie afstand tussen piek en notch ("shift") te verkrijgen. Zie fig. 7. Bij mode 2 ligt de notchfrequentie boven de doorlaatfrequentie, bij modes 3 en 4 ligt de notch echter onder de doorlaat frequentie.

    Doorlaatdemping, sperdemping en shift meten:

*    Meet het uitgangsvermogen bij een input van 10W, en de cavity niet aangesloten. Meteraanwijzing=P1.

*    Sluit de cavity aan, en stem Tx af op de gewenste frequentie.
Stem de cavity af voor maximum output. Meteraanwijzing=P2. 
Doorlaatdemping op de gewenste frequentie = 10 log10 P2/P1   [dB]

*    Stem Tx af voor minimale output (notch frequentie).
Controleer of dit de juiste (ongewenste-) frequentie is.  Output = P3.
Notch diepte = 10 log10 P2/P3   [db]

Als de "shift" niet de juiste waarde heeft, moet de koppeling gewijzigd en de meting herhaald worden (zie Fig. 7)